Historie van Denekamp

Welke volksstam in Twente en met name in de streek Denekamp gewoond heeft, is niet met zekerheid vast te stellen. Opgravingen op de Borghert en De Klokkenberg (nu woonwijken met deze namen) hebben destijds interessante details verschaft. Vroeger zijn in dit deel van Twente Romeinen geweest. Het is echter niet zeker of ze hier woonden of uitsluitend handel dreven. Rond de 8e eeuw wordt Denekamp samen met Noord-Deurningen genoemd als een deel van het zogenoemde kerspel Ootmarsum.

Denekamp is ontstaan op een plek waar men buiten bereik was van het overstromingswater van de Dinkel, welke altijd nog langs Denekamp loopt. Het kerspel Denekamp is later gevormd door samenvoeging van de buurschappen Denekamp, Noord-Deurningen en Beuningen (nu gemeente Losser). De naam buurschap is in de middeleeuwen ingevoerd voor nederzettingen welke reeds een bepaalde omvang hadden en een zekere kern bezaten. Het waren hechte, vaak besloten gemeenschappen. De gronden in en rond Denekamp waren tot 1527 voor het overgrote deel eigendom van de Bisschop van Utrecht. Rond de 15e eeuw was de plaats Denekamp een betrekkelijk klein dorpje met rond de 100 huizen, verspreid langs één enkele dorpsstraat in de nabijheid van een kerk. Deze kerk was in de 13e eeuw opgetrokken uit de zogenoemde Bentheimer steen. De toren is wat later, omstreeks 1436, aangebouwd. De mensen waren in het dorp veelal landbouwer.

Doordat Twente een moeilijk te bereiken gebied was, wisten invloeden van buitenaf het gebied niet te bereiken. Dit had tot gevolg dat veel tradities en gebruiken eeuwenlang in stand werden gehouden. Tegenwoordig koestert men deze oude tradities en gebruiken. Op talloze manieren zijn de historie, de cultuur en de folklore in het leven van alle dag in Denekamp herkenbaar verankerd. Denkt u hierbij bijvoorbeeld aan het dialect (platproat?n), de geveltekens op de boerderijen, het midwinterhoornblazen tijdens de Adventsperiode en de ?noaberplicht?. Maar hét folkoristische gebeuren in Denekamp concentreert zich onder de noemer van ? Denekamper Paasgebruiken?.

Op Eerste Paasdag wordt een paasstaak gehaald op het landgoed Singraven. Dit gebeurt onder leiding van ‘Judas en Iscarioth’: twee jonge Denekampse mannen. De paasstaak wordt vervolgens naar het dorp gesleept met hulp van duizenden toeschouwers. De stoet vormt een lange keten van mensen, die elkaar bij de hand vasthouden, een soort ?menselijk touw?. In Denekamp aangekomen gaat de stoet naar de paasweide. Daar wordt de paasstaak opgezet bij de enorme berg ?paashout?. Het bieden kan beginnen. De paasstaak wordt ieder jaar verkocht aan de hoogste bieder onder de aanwezigen. Dit gebeurt in onvervalst plat dialect. ?s Avonds wordt het paasvuur ontstoken. Al op paaszaterdag wordt massaal het hout voor het paasvuur opgehaald door honderden dorpelingen en vervolgens op de paasweide opgestapeld.